Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [15]Heiligt den krijg tegen haar, maakt u op, en laat ons optrekken op den [16]mid[17]dag; o, wee ons! want de dag heeft zich gewend, want de avondschaduwen [18]neigen zich. 15. Dat is, rust u, bereidt u tot den krijg, stelt den oorlog aan, roept hem uit, dat men tegen Jeruzalem optrekke, als volgt. Vergelijk onder hfdst.12 vs.3, en hfdst.22 vs.7, en hfdst.51 vs.27,28. Dit zijn de woorden der Babyloniers, die de profeet aldus sprekende invoert, alsook wederom vs.5. 16. Gelijk onder hfdst.15 vs.8; dat is bij hellen dag, zonder schroom, in het openbaar. 17. Dat is, onze goede dagen zijn uit, tegenspoed en jammer is nakende; zo men het neemt voor tussengevoegde woorden der Joden. Anders kunnen het ook de woorden der Babyloniers zijn, die zich beklagen dat zij tijd verzuimen en niet genoeg haasten, hakende naar den roof als hittige krijgslieden plegen te doen. 18. Of, breiden, strekken zich uit; dat is, worden groot, het begint donker te worden; waardoor droefenis en ellende verstaan kan worden. Zie Gen.15:12.